Op 11 Rabi' us Sani 1432 is de (werkelijke) Giyarwi Sharif van de grootste Sufi heilige, de Sultan der Auliya, onze Pir-o-Murshid Hazrat Ghous-ul-Azam Piran-e-Pir Dastegir Shaykh Syed Abdul Qadir Jilani Mehboob-e-Subhani Qutb-e-Rabbani radi Allahu Ta'ala anhu.
Ter ere van de grote Shaykh radi Allahu Ta'ala anhu een aantal gebeurtenissen uit zijn wonderbaarlijk leven.
De maan van de heilige maand Ramadaan
In de heilige maand Ramadaan was onenigheid ontstaan over de nieuwe maan. Een groep meende dat in de nacht de maan is geweest. Een andere groep meende van niet. De moeder van Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu verkondigde: "Mijn zoon heeft sinds zijn geboorte dat hij overdag geen melk drinkt wanneer de heilige maand Ramadaan is aangevangen. En vandaag heeft Abdul Qadir geen melk gedronken. Daarom is vannacht de maan geweest."
De leider van de bandieten
Voordat de jonge Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu in Bagdad wilde gaan studeren vroeg hij eerst toestemming aan zijn moeder. Zijn moeder stemde toe en gaf hem veertig dinar. Deze gouden muntstukken naaide zij aan de binnenkant van zijn jas. Bij het vaarwel zeggen drukte de moeder van Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu hem op z'n hart dat hij altijd en in alle omstandigheden de waarheid diende te spreken.
Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu reisde mee met een caravan (Qafla). Kort na het vetrek werd deze aangevallen door zestig bandieten. Ze eisten van elke reiziger de waardevolle spullen. Een bandiet vroeg aan de jonge Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu of hij waardevolle spullen bij zich had. Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu die zijn moeder had beloofd altijd de waarheid te spreken zei: "Ja, ik heb veertig dinar bij mij." Maar de bandiet geloofde hem niet.
Een tweede bandiet stelde vervolgens dezelfde vraag. Wederom anwoordde Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu dat hij veertig dinar bij zich had. Maar ook deze bandiet geloofde hem niet.
Toen de leider van de bandieten zijn mankrachten vroeg of ze alle waardevolle spullen hadden bemachtigd vertelden de bandieten over de jonge Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu. De leider wendde zich tot Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu en vroeg of hij iets van waarde bij zich had. Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu antwoordde: "Ja, ik heb veertig dinar bij mij." De leider vroeg: "Waar? Laat zien!" Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu vertelde dat zijn moeder de veertig dinar in zijn jas heeft genaaid en maakte dit los. Tot grote verbazing zag de leider veertig gouden munten. Deze gebeurtenis bracht emotie los bij de leider van de bandieten. In zijn leven als bandiet had hij nooit iemand meegemaakt die eerlijk vertelde iets waardevols bij zich te hebben. Hij zei tegen Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu: "Je geld was veilig weg gestopt. Je kon ontkennen dat je veertig dinar bij je had." Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu antwoordde: "Ik moet in alle omstandigenheden de waarheid spreken zoals ik heb beloofd aan mijn moeder." De leider barstte in tranen uit. Hij beval alle ontnomen spullen terug te geven. De bandieten vroegen vergeving voor hun zonden en legden de Bai't (Eed) af bij Hazrat Ghous ul Azam radi Allahu Ta'ala anhu.
Giyarwi Sharif (Urs) Mubarak names het team van Islamic Academy
Nederlandse bewerking door Imtiaz Qadri Chishti
Bron/auteur: Sachchi Hikaayat